Luister ik standvastig naar
de stem van mijn hart als ik beperkingen tegenkom?

 

ONDERWERPEN

  • Aandacht- of concentratiestoornis
  • Stress- of angststoornis
  • Autismespectrumstoornis
  • Blindheid en andere visuele beperkingen
  • Cerebrale parese
  • Chronische ziekten
  • Communicatie en taalstoornissen
  • Doof of slechthorendheid
  • Hoogbegaafdheid
  • Verstandelijke beperking
  • Leerstoornis
  • Lichamelijke beperking
  • Gedragsstoornis

 

All-in les 28 over mijn brein

BEPERKINGEN

IN DE KLAS OF OP DE CLUB

Heb jij leerlingen of jeugdspelers met specifieke behoeften?

Voordat je begint met lezen nog even dit:

In het volgende overzicht vind je een korte uitleg over verschillende uitdagingen waar sommige kinderen mee te maken krijgen. Op basis van veel voorkomende kenmerken binnen de beschreven stoornissen en beperkingen geven we tips die kunnen helpen in de klas of op het veld. Deze tips komen voort uit gesprekken met kinderpsychologen, zijn aangedragen door behandelaars, ouders of door docenten die ervaring hebben met een bepaalde stoornis of handicap.

Maar elk kind is anders, dit betekent dat de onderstaande tips wél handvatten bieden maar niet heilig zijn. Het kind zelf is dé aangewezen ervaringsdeskundige als het gaat om waar de eigen behoeftes liggen en wat er nodig is om hen verder te helpen. Als je slechts één tip meeneemt na het lezen van dit overzicht, hopen wij dat je onthoudt dat de grootste waarde ligt in de gesprekken met het kind zelf.

Heb je een suggestie voor ons of een extra tip voor je collega’s die je mist in ons overzicht? Laat het ons vooral weten via verbeterpuntje@all-in.foundation

Kinderen met een aandacht of concentratiestoornis hebben een verlaagd niveau van concentratie en een minder lange aandachtsspanne. Hierdoor verliezen deze kinderen regelmatig hun focus tijdens het luisteren of tijdens het uitvoeren van taken en opdrachten. Veel kinderen met een aandacht- of concentratiestoornis hebben moeite met stilzitten of het wachten op hun beurt. Doordat kinderen met deze stoornis hun focus snel verliezen, missen ze veelal een deel van de uitleg of van een gesprek. Ze kunnen daarnaast vergeetachtig en chaotisch overkomen omdat veel van hen moeite hebben met het organiseren van gedachten in hun hoofd.

Veel geziene sterkten kinderen die een aandacht- of concentratiestoornis hebben:

  1. Kinderen met ADD en ADHD kunnen vaak snel denken en schakelen tussen taken
  2. Veel van hen komen met creatieve oplossingen door hun vermogen om verbanden te leggen en snel te denken
  3. Veel kinderen met ADD en ADHD zijn van nature nieuwsgierig en houden van nieuwe ervaringen
  4. De meeste kinderen met ADD en ADHD stellen graag vragen
  5. Een groot aantal vindt het leuk om te helpen met taken die een actief karakter hebben en bieden zich graag als vrijwilliger of helper aan

Wat kun je een kind met een aandacht- of concentratiestoornis bieden ter ondersteuning?

  • Bied meer tijd voor het verwerken van informatie of het maken van opdrachten
  • Help hen actief bij het inplannen van schoolwerk en bedenk geheugensteuntjes
  • Wissel fysieke oefeningen met mentale oefeningen af of biedt de mogelijkheid om tijdens langere oefeningen die concentratie vragen om tussendoor even een rondje te lopen of iets fysieks te doen
  • Leer emotieregulatietechnieken aan
  • Maak contact voordat je begint aan de uitleg
  • Hou de uitleg kort en concreet
  • Wissel les of oefenmateriaal af (tekstueel, visueel, auditief) en zorg voor interactie bij onderwerpen die langer de tijd vragen
  • Zorg voor een prikkelvrije werkplek
  • Experimenteer zo nodig met het gebruik van een zitbal of een trapfiets onder het bureau
  • Oefen met mindfulness

ADHD is tegenwoordig één van de meest voorkomende stoornissen onder kinderen en volwassenen. Of een kind ADHD ontwikkelt is genetisch bepaald. De stoornis is chronisch, wel kunnen kinderen leren om de bijkomende voordelen van de stoornis te benutten en trucjes leren om met hun uitdagingen om te gaan. Kinderen met een matige of ernstige vorm van ADHD gebruiken regelmatig stimulerende medicamenten omdat gedragsinterventies onvoldoende effect hebben. ADHD is tegenwoordig één van de meest voorkomende stoornissen onder kinderen en volwassenen. Of een kind ADHD ontwikkelt is genetisch bepaald. De stoornis is chronisch, wel kunnen kinderen leren om de bijkomende voordelen van de stoornis te benutten en trucjes leren om met hun uitdagingen om te gaan. Kinderen met een matige of ernstige vorm van ADHD gebruiken regelmatig stimulerende medicamenten omdat gedragsinterventies onvoldoende effect hebben.

Mogelijke signalen van ADHD (in combinatie aanwezig):

  • Onderbreekt regelmatig anderen in hun spel of gesprek
  • Vind het moeilijk om op de beurt te wachten
  • Maakt regelmatig zinnen van anderen af
  • Geeft snel antwoord, soms voordat de vraag helemaal gesteld is
  • Praat veel
  • Heeft veel moeite met stilzitten en komt onrustig over
  • Maakt vaak geluid (via de mond, met handen of voeten)
  • Is vaak impulsief
  • Staat vaak op van de eigen plek, blijft niet graag zitten

Kinderen met ADD lijken in principe zeer op kinderen met ADHD, ze hebben een verminderd vermogen om hun aandacht te vast te houden tijdens het luisteren of het uitvoeren van taken. Waar ze in verschillen, van kinderen die ADHD hebben, is dat deze kinderen niet de hyperactiviteit vertonen die je wel ziet bij kinderen met ADHD.

Mogelijke signalen van ADD (in combinatie aanwezig):

  • Heeft meerdere stemmingswisselingen op een dag
  • Komt vaak dromerig of afwezig over
  • Raakt vaak afgeleid tijdens het doen van een oefening of taak
  • Reageert regelmatig niet direct bij het noemen van de naam
  • Volgt instructies vaak niet of onvolledig op
  • Is vaak spullen kwijt of vergeten
  • Heeft een afkeer tegen vakken, taken of oefeningen die langer de aandacht vragen (langere periode van concentratie)

Iedereen maakt zich wel eens zorgen en iedereen vindt dingen soms spannend of eng. Sommige kinderen hebben zoveel last van spanning en angst dat ze bepaalde activiteiten, anderen of juist plekken proberen te vermijden. Met name kinderen die heftige dingen hebben meegemaakt, kunnen stress- of angststoornissen ontwikkelen. Ook kinderen met beperkingen hebben bovengemiddeld last van een hogere mate van stress en spanning. Onder het hoofstuk Dissociatieve Identiteits Stoornis onderaan. vind je ook de herkenningssignalen voor misbruik, dat tot een stress of angststoornis kan leiden.

Veel geziene sterkten kinderen die een stress- of angststoornis hebben:

  1. Sommige kinderen zijn door hun eigen ervaringen extra bewust van de gevoelens van kinderen om hen heen. Kinderen met een stress of angststoornis zijn daardoor soms zeer hulpvaardig en betrokken
  2. Een deel van de kinderen met een stress of angststoornis is vrij perfectionistisch, wat zowel een sterkte als een valkuil kan zijn. Ze kunnen dan ook werk van hoge kwaliteit afleveren
  3. Kinderen met selectief mutisme (angst om te spreken) ontwikkelen soms een sterke luistervaardigheid en hebben regelmatig een sterke wil

Wat kun je een kind met een stress- of angststoornis bieden ter ondersteuning?

  • Structuur in de dag
  • Duidelijke regels en afspraken
  • Bouw rustmomenten in op de dag (prikkelvrij)
  • Stimuleer het gebruik van helpende gedachten
  • Bouw blootstelling aan spanningssituaties langzaam op
  • Beloon inspanningen
  • Zet ontspannings- en ademhalingsoefeningen in
  • Leer leerlingen (en benadruk) dat fouten maken gewoon is
  • Breek grote opdrachten/oefeningen op in kleinere taken
  • Erken gevoelens en maak ze bespreekbaar
  • Creëer een veilige ruimte/plek
  • Laat ouders/verzorgers eventueel in het begin als assistent toe in de klas en bouw de aanwezigheid langzaam af

Een acute stress stoornis kan ontstaan nadat een kind een ernstige traumatische gebeurtenis heeft meegemaakt in directe of indirecte zin. Denk hierbij aan het zien van een ongeluk, het meemaken van een inbraak of overval of door het overlijden van een dierbare. Deze stoornis is tijdelijk van aard en ontwikkelt zich vrij direct na de gebeurtenis. Vaak zie je direct na het voorval chaotisch en prikkelbaar gedrag ontstaan.

Mogelijke signalen van een acute stressstoornis (in combinatie aanwezig):

  • Gespannen en onrustig
  • Prikkelbaar
  • Prikkelgevoelig
  • Extreem oplettend
  • Schrikachtig
  • Slecht concentratievermogen
  • Druk in gedrag (friemelen, niet stil kunnen zitten)
  • Soms opstandig en brutaal
  • Zelfverwonding (haren uittrekken, nagels uittrekken, huid stuk krabben)
  • Terugval of stagnatie van de ontwikkeling
  • Vermoeidheid
  • Somberheid
  • Onzekerheid
  • Vertraagd in reacties
  • Zeer vlak in de emoties
  • Flashbacks
  • Nachtmerries
  • Herhaaldelijk naspelen of tekenen van de gebeurtenis

PTSS is een vaak tijdelijke psychische aandoening bij kinderen die kan ontstaan na het meemaken van heftige/schokkende gebeurtenissen. Kinderen met PTSS hebben vaak last van nachtmerries en herbeleving van het trauma maar het komt ook voor dat kinderen juist heel passief worden of zich continu onrustig voelen. Als deze symptomen zich langer dan een maand voordoen, is er geen acute stressstoornis maar sprake van PTSS.

Mogelijke signalen van PTSS (in combinatie aanwezig):

  • Gespannen en onrustig
  • Prikkelbaar
  • Prikkelgevoelig
  • Extreem oplettend
  • Schrikachtig
  • Slecht concentratievermogen
  • Druk in gedrag (friemelen, niet stil kunnen zitten)
  • Soms opstandig en brutaal
  • Zelfverwonding (haren uittrekken, nagels uittrekken, huid stuk krabben)
  • Terugval of stagnatie van de ontwikkeling
  • Vermoeidheid
  • Somberheid
  • Onzekerheid
  • Vertraagd in reacties
  • Zeer vlak in de emoties
  • Flashbacks
  • Nachtmerries

Een gegeneraliseerde angststoornis betekent dat het kind zich dagelijks meermaals zorgen maakt over verschillende onderwerpen als huiswerk, fouten maken, aardig gevonden worden, toetsen, feestjes, verwachtingen van anderen, het weer, hun toekomst of bijvoorbeeld eten. Eigenlijk is er altijd een zorg in het hoofd van het kind aanwezig, waardoor er weinig ruimte overblijft om te genieten van de dag of zich te concentreren op school of op het sportveld.

Mogelijke signalen van een gegeneraliseerde angststoornis (in combinatie aanwezig):

  • Het kind spreekt vaak over zorgen
  • Weerstand om naar school te gaan
  • Regelmatig last van buik- of hoofdpijn en/of andere fysieke klachten (die zich niet op andere wijze laten verklaren)
  • Moeite met loslaten van familieleden
  • Prikkelbaar
  • Slecht concentratievermogen
  • Gespannen
  • Vermoeidheid
  • Schrikachtig

Faalangst is een stoornis die we regelmatig tegenkomen tijdens het werken met kinderen. Kinderen die faalangst hebben, leggen veel druk op het goed uitvoeren van verschillende taken en zijn bang dat hen het niet zal lukken. Hoe goed ze zich ook hebben voorbereid. Vaak is de faalangst gericht op het maken van toetsen of het goed presteren op het toneel, voor de klas of tijdens het sporten.

Mogelijke signalen van faalangst (op momenten, met een specifiek karakter):

  • Kortademigheid
  • Klamme handen
  • Duizeligheid
  • Misselijkheid of overgeven
  • Negatieve uitingen over zichzelf
  • Stelt heel veel of juist helemaal geen vragen
  • Maakt weinig tot geen oogcontact
  • Ontwijkt contact (maakt zich onzichtbaar en klein)
  • Disruptief gedrag
  • Bevriezen wanneer je hen aanspreekt
  • Klaagt over buikpijn of moet vaak naar de wc

Kinderen met een paniekstoornis hebben op onverwachte en herhaaldelijke momenten last van een intens gevoel van angst of een extreem oncomfortabel gevoel. Op die momenten hebben ze vaak last van een zeer verhoogde hartslag en kortademigheid (hyperventilatie) die soms leidt tot flauwvallen. Een paniekaanval kan enkele minute duren maar soms ook uren aanhouden.

Mogelijke signalen van een paniekstoornis (op het moment van een aanval):

  • Extreme angst/paniek (vaak bang om dood te gaan, gek te worden of de controle kwijt te zijn)
  • Een zeer snelle hartslag
  • Oppervlakkige en versnelde ademhaling
  • Trillen of schudden
  • Duizeligheid
  • Pijn op de borst

Als we het hebben over een fobie, dan hebben we het over een hoge mate van angst die langer dan 6 maanden aanblijft ten aanzien van een specifiek object, personen met bepaalde karakteristieken, dier of insect of specifieke plaatsen. Fobieën wijken af van de gewone angsten die kinderen kunnen ervaren vanwege de intensiteit van de angst. Zodra de angst voor een specifiek object or situatie een negatieve invloed heeft op het dagelijks leven van een kind wegens vermijding en het kind niet gerust te stellen is, spreken we van een fobie. Denk hierbij aan vliegangst, hoogtevrees, claustrofobie, angst voor bloed, angst voor bepaalde dieren, angst voor naalden of angst voor ziekte.

Mogelijke signalen van een fobie (in combinatie aanwezig):

  • Het vermijden van een specifiek object of situatie
  • Het fixeren op momenten waarop er een mogelijkheid bestaat om met het object of de situatie in aanraking te komen (of te worden geconfronteerd)
  • Het blokkeren of bevriezen wanneer het kind met een object of de situatie in aanraking komt of daarbij in de buurt komt
  • Stokkende of onregelmatige ademhaling wanneer het kind met een object of de situatie in aanraking komt of daarbij in de buurt komt

Kinderen die last hebben van verlatingsangst, ervaren extreme zorgen om weg te zijn van familieleden of plaatsen waaraan ze gehecht zijn en zich veilig voelen. Soms is alleen al de gedachte aan een scheiding genoeg om extreme zorgen op te roepen bij het kind. De symptomen die bij verlatingsangst horen zijn zichtbaar aanwezig bij het kind over een periode die langer is dan ten minste 4 weken. We zien verlatingsangst vaak bij kinderen die zich zeer onveilig hebben gevoeld of bij kinderen die iemand verloren hebben of kinderen die van een voor hen belangrijk iemand gescheiden zijn geweest.

Mogelijke signalen van verlatingsangst (in combinatie aanwezig):

  • Vermoeidheid door nachtmerries (met een verlatingsthema)
  • Uitgesproken zorgen over het weg zijn van huis of gezin
  • Uitgesproken zorgen over de gezondheid en veiligheid van een gezins- of familielid
  • Weigering om naar school te gaan
  • Weigering om ouders/verzorgers los te laten – zeer aanhankelijk
  • Angstig of het bieden van weerstand als het kind iets alleen moet doen (bijvoorbeeld naar de wc gaan)
  • Vaak buikpijn, hoofdpijn of andere lichamelijke klachten (zonder aanwijsbare oorzaak)
  • Paniek- of woedeaanvallen als het kind gescheiden wordt van ouders of verzorgers

Selectief mutisme is een complexe angststoornis die zich uit in het onvermogen van een kind om zich goed uit te drukken of te kunnen communiceren in specifieke sociale situaties, bijvoorbeeld op school in de klas. Dit geldt niet enkel voor verbale maar regelmatig ook voor non-verbale communicatie. Deze kinderen kunnen zich echter wel goed uitdrukken en communiceren in situaties waarin zij zich ontspannen en veilig voelen. De stoornis komt het meeste voor bij kinderen die meertalig of anderstalig zijn opgevoed en zich onzeker voelen over hun beheersing van de taal die op school gesproken wordt. Belangrijk om te vermelden is dat selectief mutisme afwijkt van trauma mutisme waarbij een kind abrupt niet meer spreekt (in geen enkele setting).

Mogelijke signalen van van selectief mutisme (let op: de signalen kunnen sterk variëren):

  • Een lege expressie in het gezicht
  • Glimlacht zelden tot nooit
  • Stijve lichaamshouding
  • Vreemd gebruik van lichaamstaal
  • Vermijden van oogcontact
  • Friemelen aan haar of nagels
  • Zondert zich af
  • Speelt alleen of in kleine groepen (of met dezelfde kinderen)
  • Hoor je vaak fluisteren of valt stil als er iemand in de buurt komt
  • Lijkt ongeïnteresseerd in klasgenootjes
  • Hoofdpijn, misselijkheid en pijn op de borst
  • Houdt niet van aandacht/vermijd aandacht
  • Afwijkende algehele ontwikkeling

Kinderen met een dwangstoornis hebben ongewenste maar hardnekkige gedachten. Deze gedachten zijn vaak verbonden aan bepaalde angsten, zoals de angst om ziek te worden. Het kind gebruikt of ontwikkelt dwangmatige rituelen om een gevoel van controle te krijgen. Vaak ontwikkelen kinderen op termijn schaamte omdat ze geen controle hebben over het ritueel en soms niet lijken te weten waarom ze de rituelen uitvoeren.

Mogelijke signalen van een dwangstoornis (in combinatie aanwezig):

  • Veel behoefte aan bevestiging
  • Herhaaldelijke controle of handelingen (excessief)
  • Herhaaldelijk wassen of schoonmaken (excessief)
  • Vasthouden aan specifieke volgordes en er niet van af willen wijken. Indien dit toch gebeurt begint het kind weer helemaal opnieuw
  • Spullen altijd op dezelfde manier neerleggen of een dwangmatige manier hebben om dingen op een specifieke manier te organiseren
  • Het dagelijks uitspreken van specifieke woorden of nummers
  • Herhaaldelijk maken van excuses
  • Dwangmatig tellen
  • Dwangmatige gedachten (waar het kind geen controle over lijkt te hebben)
  • Angst om ziek te worden of voor nare gebeurtenissen (met grote behoefte aan controle)

Een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) is een chronische, aan amnesie verwante aandoening. DIS is vrijwel altijd een overlevingsstrategie voor ernstige traumatische ervaringen, zoals mishandeling, seksueel misbruik, een groot verlies, een medisch trauma, verregaande verwaarlozing of een ernstige lichamelijke aandoening. Een kind dat niet in staat is om een zeer traumatische gebeurtenis te verwerken, blijft fysiek wel aanwezig, maar mentaal niet meer (de “bevries” reactie van vechten-vluchten-bevriezen). Dit wordt dissociëren genoemd. In feite wordt het verwerken van de gebeurtenis op deze manier uitgesteld. 

Onder bepaalde omstandigheden (triggers) wisselt de controle van de ene ego-staat naar een andere, gedissocieerde ego-staat. Op zich is het wisselen van ego-staat normaal (de ego-staat waarin je lesgeeft is niet dezelfde als degene die je ‘s avond thuis met de familie gebruikt), maar mensen met DIS hebben hun getraumatiseerde ego-staat ingekapselt, en zijn niet (goed) in contact met deze andere identiteit. Deze stoornis gaat vaak samen met PTSS of een Acute Stress Stoornis.

Mogelijke signalen van DIS:

  • Geheugenverlies
  • Leer- en concentratieproblemen en/of zeer wisselend presteren en functioneren.
  • Zeer heftige emotie-uitbarstingen die niet in verhouding lijken tot het gebeurde (hyperreactie op trigger).
  • Tijdsvervorming en amnesie leiden tot verwarring over hoelang geleden iets is
  • Als een kind wisselt van ego, kan het (ongewild) liegen of geheugenverlies hebben over wat er eerder is gebeurd.
  • Robotachtig of verlamd gedrag
  • Depersonalisatie en derealisatie
  • Afstandelijkheid, onbereikbaarheid
  • Zeer vlakke emoties, verdoofdheid
  • Zelfverwonding
  • Depressie, angst of schuldgevoelens

Vanwege de link met misbruik, geven wij hieronder de signalen van misbruik, die op de langere duur leiden tot de hersenveranderingen die zijn geconstateerd bij mensen met een Dissociatieve Identiteits Stoornis.

Mogelijke signalen van misbruik bij kinderen tot 12 jaar (in combinatie aanwezig):

  • Slaapproblemen, bang in het donker, nachtmerries, extreme angst voor ‘monsters’, extreme schrikreacties.
  • Verlies van eetlust, eetproblemen, regelmatig buikpijn zonder duidelijke reden.
  • Plotselinge of onverklaarbare gedragsveranderingen. Plotselinge wisselingen in de stemming van het kind: boos, apathie of teruggetrokken gedrag bij een kind dat meestal vrolijk is.
  • Huilt of schreeuwt ongewoon veel.
  • Angst voor bepaalde mensen: het kind wil niet alleen gelaten worden met een oppas, kennis of familielid.
  • Angst voor bepaalde plekken. Paniek over in de steek gelaten worden of gebrek aan bereikbaarheid.
  • Leerproblemen of schoolverzuim. Ontwikkelingsachterstand of is vreemd in het maken van contact.
  • Vaak ziek, heeft verwondingen, littekens, bloeduitstortingen of blauwe plekken. Automutilatie.
  • Signalen van verwaarlozing, zonder ontbijt of lunch naar school.
  • Gebrek aan eigenwaarde en tegen zichzelf of tegen anderen gerichte agressie.

Vanaf 12 jaar komen daar signalen bij als rebels en onaangepast gedrag, moeite met autoriteit, bovengemiddeld schoolverzuim.
Andere indicaties zijn zelfmedicatie met drugs en/of alcohol en vaag gedrag, excuses en smoesjes indien het kind wordt aangesproken zijn/haar gedrag.

Voor meer informatie over het herkennen van signalen verwijzen wij naar de Signalenkaart.nl

Autisme is een ontwikkelingsstoornis die wordt veroorzaakt door verschillen in het brein. Kinderen met autisme kunnen enorm van elkaar verschillen. Vrij typerend voor kinderen met autisme is de onderontwikkeling van de sociale en communicatievaardigheden en gedrag met een repetitief of beperkt karakter. Veel kinderen met autisme zijn sensorisch sensitief, dit betekent dat ze gevoelig kunnen zijn voor geuren, geluiden en texturen. De verschillen in deze vaardigheden, de sensorische gevoeligheid en het gedrag zijn zeer afhankelijk van de mate van autisme. De diagnose van deze stoornis vindt vaak al op zeer vroege leeftijd plaats omdat ouders regelmatig al voor het tweede levensjaar zien dat hun kind zich anders ontwikkelt dan kinderen van vergelijkbare leeftijd.

Veel geziene sterkten kinderen die een autismespectrumstoornis hebben:

  1. Kinderen met autisme hebben regelmatig een zeer goed waarnemingsvermogen
  2. Sommige kinderen met autisme zijn zeer goed in het herkennen van patronen
  3. Ook hebben kinderen met autisme soms een bovengemiddeld vermogen om problemen op te lossen (analytisch vermogen)
  4. Een flink aantal kinderen met autisme hebben een uitgesprokken interesse in een bepaald onderwerp en bijten zich daar enorm in vast, waardoor ze bijzonder veel kennis kunnen hebben over dat specifieke onderwerp. Vaak veel meer dan een volwassene
  5. Kinderen met autisme houden regelmatig van regels en patronen, in dat geval zijn ze goed in het volgen van routines en regels
  6. Sommige kinderen met autisme houden van overzicht en consistentie en zijn daardoor zeer goed georganiseerd
  7. De meeste kinderen met autisme hebben geen sociaal filter en zijn daardoor heerlijk eerlijk

Wat kun je een kind met een autismespectrumstoornis bieden ter ondersteuning?

  • Structuur in de dag
  • Duidelijke regels en afspraken
  • Bouw rustmomenten in op de dag (prikkelvrij)
  • Zorg voor een prikkelvrije rustruimte
  • Waarschuw het kind bij wisseling van taken al van te voren
  • Houdt rekening met sensorische gevoeligheden
  • Leer hen emoties te herkennen bij anderen met behulp van foto’s en lichaamstaal
  • Beloon inspanningen
  • Geef duidelijke concrete voorbeelden tijdens de uitleg
  • Zorg voor zo min mogelijk afleiding (geluiden) tijdens de uitleg
  • Verdeel grotere oefeningen waar ze nog geen of weinig ervaring mee hebben in kleine stukjes (handeling per handeling) Koppel het kind eventueel aan een maatje tijdens de oefening
  • Leg uit hoe aangeleerde vaardigheden in andere situaties gebruikt kunnen worden en herhaal taken of gedragsoefeningen veelvuldig
  • Bereid het kind ruim van te voren bij als er van de routine zal worden afgeweken en informeer ouders/verzorgers hierbij ook op tijd, geef daarbij gedetailleerde informatie
  • Gebruik aanwezige interesses om leerstof uit te leggen
  • Zorg voor goede noise cancelling headphones in de klas of op het veld

Kinderen die blind zijn of andere visuele beperkingen hebben, kennen duidelijke en aanhoudende uitdagingen rondom hun zicht. Hoe gek het ook klinkt, noemen we iemand ook blind als hij of zij een gezichtsveld van 10% heeft en de slechtziendheid niet te corrigeren is met een bril of lenzen. Een visuele beperking kan echter ook gaan over het onvermogen om bepaalde (of alle) kleuren te zien. Blindheid en andere visuele beperkingen kunnen ontstaan voor de geboorte of op latere leeftijd door bijvoorbeeld een ziekte of ongeluk. De meeste visuele beperkingen zijn blijvend, sommige zijn van tijdelijke aard en een aantal van deze beperkingen wordt naar mate het kind ouder wordt erger.

Welke hulpmiddelen kunnen worden ingezet om het kind te ondersteunen op het veld of in de klas, is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het kind.

Veel geziene sterkten kinderen die blind zijn of een andere visuele beperking hebben:

  1. Kinderen met blindheid of een andere visuele beperking ontwikkelen andere onderdelen van hun waarnemingsvermogen regelmatig sterker, denk aan het herkennen en waarnemen van geluid, geur en tastzin
  2. Kinderen met een visuele beperking zijn vaak veerkrachtig
  3. Een goed ontwikkelde luistervaardigheid
  4. Een sterk geheugen
  5. Sterk abstract denkvermogen
  6. Een breed vocabulaire ten opzichte van leeftijdgenootjes
  7. Een goed ontwikkeld oriëntatievermogen

Wat kun je een kind met blindheid of een andere visuele beperking bieden ter ondersteuning?

  • Het aanbieden van luisterboeken in plaats van reguliere leesboeken of het zoeken naar aangepaste tekstgrootte, witruimtes en het best leesbare lettertype
  • Het aanbieden van hulpmiddelen, vergrootglazen, brailleschrift, enchroma brillen of digitale middelen
  • Het aanleren en ondersteunen bij het analyseren van signalen over de gemoedtoestand van de ander via de tone of voice (toon, snelheid van praten, ademhaling)
  • Sommige kinderen met een visuele beperking hebben een vertraagde fysieke reactie, bij deze kinderen is het aan te raden om lichamelijk onderwijs hierop aan te passen
  • Afbeeldingen met woorden omschrijven
  • Gebruik tactiele materialen (materialen die ze vast kunnen houden of voelen, denk aan het gebruik van kaarten of grafieken met reliëf)
  • Deel de ruimte duidelijk in en geef hen en materialen een vaste en makkelijk bereikbare plek
  • Biedt stof vroeger aan zodat er tijd is om de inhoud al te bestuderen voordat het besproken wordt in de klas
  • Geef kinderen met een beperkt zicht extra tijd om materialen te lezen
  • Geef duidelijke omschrijvingen en gebruik geen woorden als daar en hier
  • Lees wat je opschrijft op het bord hardop voor
  • Geef oefeningen een vaste naam zodat kinderen het leren herkennen
  • Informeer het kind van te voren als je hen gaat aanraken (bijvoorbeeld: “Ik pak nu je hand”)

Kinderen met kleurenblindheid hebben moeite met het herkennen van kleuren en het onderscheiden van verschillende kleuren. Hoewel kleurenblindheid het idee geeft dat een kind geen kleuren kan zien, komt totale kleurenblindheid in de praktijk weinig voor. Meestal hebben kinderen met kinderblindheid moeite met rood, geel en groen. In sommige gevallen hebben kinderen juist moeite met blauw, groen en geel. Kleurenblindheid is genetisch bepaald en wordt doorgegeven door één of beide ouders.

Mogelijke signalen van kleurenblindheid:

  • Heeft moeite met of ziet geen verschillen tussen roodtinten, oranjetinten, bruintinten en groentinten
  • Heeft moeite met het zien van verschillen in diverse paarstinten
  • Verwart rood en zwart
  • Kleurt objecten op tekeningen anders in (bijvoorbeeld paarse blaadjes)
  • Heeft weinig geduld of aandacht voor kleuren
  • Is gevoelig voor licht
  • Ruikt aan het eten voor het proeven
  • Klaagt over pijn aan de ogen als ze kijken naar iets roods op een groene achtergrond of iets groens op een rode achtergrond

Kinderen die slechtziend zijn hebben een meetbaar zicht maar dit zicht is zodanig beperkt dat kinderen moeite hebben met het uitvoeren van visueel georiënteerde taken. Daarbij kan de slechtziendheid niet kan worden genezen door een operatie, medicamenten of hulpmiddelen. Kinderen die slechtziend zijn beschikken echter nog over enig bruikbaar visueel vermogen dat in waarde niet mag worden onderschat.

Mogelijke signalen van slechtziendheid:

  • Vrij ongevoelig voor licht
  • Heeft geen of een vertraagd knipperreflex
  • Reageert niet of minder op non-verbale communicatie
  • Maakt geen of langzaam oogcontact
  • Onhandig met het pakken van objecten zoals speelgoed
  • Moeite met lezen
  • Klaagt over hoofdpijn na visuele taken

Blindheid bij kinderen wordt meestal veroorzaakt door erfelijke aandoeningen maar kan ook ontstaan door trauma of ten gevolge van ernstige infecties of ziektes. In Nederland komt aangeboren blindheid nog maar zelden voor. Als het kind de blindheid door een erfelijke ziekte heeft ontwikkeld voor de geboorte, heeft een kind nooit ervaren hoe het is om te kunnen zien of om meer visueel waar te nemen dan wazige vormen en kleuren. Zeker jonge blinde kinderen beseffen zich nog niet dat andere kinderen de wereld anders ervaren dan zij.

Mogelijke signalen van blindheid:

  • Constant of regelmatig wrijven in de ogen
  • Extreme gevoeligheid voor licht
  • Moeite met focussen
  • Rode ogen (chronisch)
  • Traanogen (chronisch)
  • Een witte in plaats van zware pupil
  • Moeite om objecten te volgen
  • Ongewone oogstand en oogbewegingen
  • Maakt geen oogcontact
  • Zeer gericht op geluid

Doofblindheid betekent dat een kind problemen heeft met zowel het gehoor als met het zicht. In de meeste gevallen heeft een kind met doofblindheid nog een klein beetje gehoor of zicht. Doofblindheid kan aanwezig zijn bij geboorte maar kan eveneens later ontstaan en is (nog) niet te genezen, regelmatig is één van de beperkingen aanwezig bij geboorte en ontstaat de andere beperking later. Kinderen met doofblindheid hebben vooral ondersteuning nodig bij de communicatie met anderen om zich niet geïsoleerd te voelen.

Mogelijke signalen van doofblindheid:

  • Constant of regelmatig wrijven in de ogen
  • Extreme gevoeligheid voor licht
  • Moeite met focussen
  • Rode ogen (chronisch)
  • Traanogen (chronisch)
  • Een witte in plaats van zware pupil
  • Moeite om objecten te volgen
  • Ongewone oogstand en oogbewegingen
  • Maakt geen oogcontact
  • Reageert niet of nauwelijks op non-verbale communicatie
  • Moeite met het herkennen van bekenden
  • Reageert niet of langzaam bij het roepen van de naam
  • Zet het volume graag hoog
  • Neemt geen leefgeluiden waar
Kinderen met cerebrale parese hebben in hun eerste levensjaar een beschadiging aan de hersenen opgelopen, deze beschadiging beïnvloedt de beweging omdat de controle over het spiervermogen is verminderd aan één of beide zijden van het lichaam, in het gehele lichaam of alleen in het onderlichaam. Er zijn ruwweg drie verschillende verschijningsvormen, die worden bepaald aan de hand van de type bewegingsproblemen die centraal staan. Het spastische type komt het meeste voor en resulteert in een spierstijfheid. Bij het dyskinetische type is er sprake van onvrijwillige bewegingen en bij het atypische type hebben kinderen moeite met het bewaren van de balans en het coördineren van de eigen bewegingen. Bij ongeveer een derde van de kinderen met cerebrale parese is er ook sprake van een vorm van epilepsie.

Veel geziene sterkten kinderen die cerebrale parese hebben:

  1. Kinderen met CP worden steeds sterker in het vinden van creatieve oplossingen naarmate ze ouder worden.
  2. Kinderen met CP hebben een grote zelfredzaamheid
  3. Sommige kinderen met CP hebben een enorm doorzettingsvermogen
  4. Sommige kinderen met CP ontwikkelen een bovengemiddeld empathisch vermogen

Wat kun je een kind met cerebrale parese bieden ter ondersteuning?

  • Geef uitleg op ooghoogte
  • Kijk naar de beste zitpositie om pijn te beperken
  • Gebruik een ruimtelijke indeling met voldoende bewegingsvrijheid
  • Zorg voor kussens in de klas om armen te ondersteunen bij schrijftaken
  • Kijk bij uitstapjes of er voldoende faciliteiten en hulpmiddelen aanwezig zijn
  • Geef een kind met CP een actieve rol in sportactiviteiten
  • Las frequent pauzes in
  • Besteed aandacht aan emotieregulatie
  • Besteed aandacht aan ademhalingstechnieken en andere ontspanningsmethodes
  • Zorg voor voldoende ruimte onder het bureau
  • Let op non-verbale signalen die duiden op pijn of ongemak

Een kind wordt chronisch ziek genoemd als hij/zij tenminste drie maanden beperkt wordt in het dagelijks leven door de ziekte of er hinder van ondervinden. Ook wanneer er sprake is van een terugkerend patroon maar de ziekteperiode kortdurend is, valt de ziekte onder de definitie “chronisch”. in Nederland vallen ongeveer 1 op de 4 kinderen onder deze categorie. Als je kijkt naar deze kinderen hebben zij tussen de 6.000 en 8.000 verschillende ziekten. Het begrip “chronisch ziek” is dus zeer veelomvattend. Zeer kenmerkend voor chronisch zieke kinderen is de matige tot ernstige vermoeidheid. Als het om een aangeboren afwijking gaat, worden veel chronisch zieke kinderen al op jonge leeftijd geconfronteerd met pijn, daarnaast moeten deze kinderen allerlei onderzoeken ondergaan om vast te stellen wat er aan de hand is, medicatie gebruiken en worden ze veelal beperkt in hun dagelijks leven ter bescherming van hun gezondheid.

Veel geziene sterkten kinderen die chronisch ziek zijn:

  1. Veel chronisch zieke kinderen ontwikkelen een grote veerkracht
  2. Sommige chronisch zieke kinderen ontwikkelen een sterk empathisch vermogen
  3. Veel chronisch zieke kinderen leren hun lijf en grenzen zeer goed aanvoelen
  4. Chronisch zieke kinderen leren veel vaker dan hun leeftijdsgenootjes intens genieten van de mooie momenten die het leven biedt
  5. Chronisch zieke kinderen ontwikkelen regelmatig een enorm doorzettingsvermogen

Wat kun je een kind met een chronische ziekte bieden ter ondersteuning?

  • Help het kind met het leren herkennen en erkennen van de eigen grenzen
  • Las (indien nodig) frequent pauzes in
  • Besteed aandacht aan emotieregulatie
  • Besteed aandacht aan ademhalingstechnieken en andere ontspanningsmethodes
  • Let op non-verbale signalen die duiden op pijn of ongemak
  • Biedt eventueel een rustruimte aan
  • Werk samen met de andere zorgverleners rondom het gezin
  • Zorg zo nodig voor een schoolverpleger
  • Maak het schoolprogramma zo inclusief mogelijk zodat kinderen volledig kunnen participeren
  • Hou rekening met eventuele triggers en help kinderen dit vermijden
  • Zorg voor een medicatieroutine en help het kind herinneren aan medicatietijden

Kinderen kunnen worden getroffen door veel verschillende soorten hartaandoeningen, in Nederland leven ongeveer 25.000 kinderen met een hartprobleem. Zij leren leven met aangeboren hartafwijkingen, hartaandoeningen ten gevolge van virale infecties en hartziekten die ontstaan door ziekte of genetische afwijkingen. De meest geziene hartaandoeningen bij kinderen zijn vernauwde kamers, niet goed werkende hartkleppen, hartritmestoornissen of problemen met de werking van de hartspier.

Een specialist op dit gebied waar je terecht kunt met al je hartvragen: Stichting Hartekind

Mogelijke signalen van een hartaandoening (in combinatie aanwezig):

  • Vermoeidheid
  • Benauwdheid en pijn om de borst na inspanning
  • Kortademigheid
  • Achterliggende groei
  • Bleke huid
  • Blauwe lippen of nagelriemen
  • Een aardbeientong
  • Rooddoorlopen ogen
  • Flauwvallen
  • Spierpijn
  • Uitslag op de onderarm, pols, elleboog of knie

Kinderen met een chronische nieraandoening hebben gedurende een lange periode een verminderde nierfunctie, in een aantal gevallen ontstaat er op termijn nierfalen en is er uiteindelijk een niertransplantatie nodig. Chronische nieraandoeningen hebben een behoorlijke invloed op het leervermogen van kinderen omdat de opbouw van afvalstoffen in het lichaam processen in de hersenen vertragen. Daarbij vinden er vaak verstoringen plaats in de zenuwfuncties. Werken de nieren rond of onder de 15%, dan wordt gestart met dialyse. Dialyse is het ‘schoonmaken’ van het bloed. Afvalstoffen, overtollig zout en vocht worden drie tot vier keer per week uit het bloed gefilterd. Deze behandelingen duren zo’n 4 uur per keer.

Mogelijke signalen van een nieraandoening (in combinatie aanwezig):

  • Geeft regelmatig over
  • Klaagt over buikpijn
  • Bleke huid
  • Oogontstekingen
  • Opgezwollen buik
  • Heeft een slechte eetlust
  • Klaagt over hoofdpijn of pijn in de botten
  • Groeit minder dan leeftijdsgenootjes
  • Heeft last van incontinentie of heeft ongelukjes
  • Een onprettige mondgeur
  • Heeft problemen met het gehoor
  • Is snel geïrriteerd
  • Het denken is soms vertraagd

Epilepsie is een verstoring in het brein die zorgt voor aanvallen. Het is één van de meest voorkomende afwijkingen in het zenuwstelsel en komt zowel bij volwassen als kinderen voor. Een epileptische aanval vindt plaats als er een hoge hoeveelheid ongewone elektrische signalen de normale signalen in het brein verstoort. Zodra een kind meer dan 2 aanvallen heeft die niet anders te verklaren zijn, wordt de diagnose epilepsie gegeven. Er kan sprake zijn van verschillende typen aanvallen. Welke aanval een kind krijgt is geheel afhankelijk van welk deel van het brein verstoord wordt. Over het algemeen worden de meeste vormen van epilepsie bestreden met medicatie, dit betekent vaak niet dat aanvallen stoppen maar wel dat de frequentie van de aanvallen afneemt. Voor alle kinderen met epilepsie geldt dat zij triggers hebben, dit zijn prikkels of situaties die een aanval kunnen uitlokken. Het is voor hen ontzettend belangrijk om hun triggers zoveel mogelijk te vermijden.

Mogelijke signalen van een epileptische aanval (meestal gecombineerd aanwezig):

  • Periode van snel knipperen of juist staren (gefixeerde blik)
  • Ritmisch bewegen van het hoofd
  • Niet reageren op woorden of geluid (kortdurend)
  • Verward overkomen
  • Plots vallen, met verlies van bewustzijn
  • Verlies van blaascontrole
  • Verstoorde of stokkende ademhaling
  • Verstijving van de spieren
  • Schokkende armen en/of benen

Mogelijke signalen voor en na een epileptische aanval:

  • Extreme vermoeidheid
  • Hyperactiviteit
  • Nervositeit en/of explosief gedrag
  • Lichtgevoelig
  • Gevoelig gehoor
  • Vertraagd in het denken

Diabetes mellitus is een chronische aandoening die het natuurlijke proces van het omzetten van voeding (met name suikers) naar energie verstoort. De twee meest voorkomende vormen van diabetes heten type 1 en type 2. Beide kunnen op elke leeftijd voorkomen. Over het algemeen worden de meeste kinderen gediagnosticeerd als type 1. Type 1 wordt veroorzaakt doordat de pancreas niet genoeg insuline hormoon aanmaakt. Hierdoor is het lichaam niet in staat om suiker om te zetten, waardoor de suiker opbouwt in het bloed. Type 1 komt met name tot uiting tijdens het 5e en 6e levensjaar en tussen het 11e en 13e levensjaar. Kinderen met diabetes kunnen een vrij onbezorgd leven behouden maar zijn wel gehouden aan een zeer gezond dieet, het monitoren van hun suikerspiegel en moeten vaak meermaals per dag insuline spuiten.

Mogelijke signalen van diabetes:

  • Veel dorst
  • Regelmatig naar het toilet moeten
  • Extreme honger
  • Ongewenst gewichtsverlies
  • Vermoeidheid
  • Geïrriteerdheid en gedragsverandering
  • Adem die fruitig ruikt

Jeugdreuma is één van de meest voorkomende en chronische vormen van reuma onder kinderen. Een andere -in verhouding- vaker voorkomende aandoening waarbij reumatische klachten bij kinderen een rol spelen is de auto-immuunziekte Lupus. Bij kinderen met Lupus, vallen de eigen cellen het lichaam aan. toch zijn er nog 100 andere aandoeningen waarbij reumatische klachten kunnen ontstaan. Kinderen met reuma krijgen last van ontstekingen in hun gewrichten. Naast Lupus en jeugdreuma zijn er nog 100 andere aandoeningen waarbij reumatische klachten kunnen ontstaan. Kinderen met reumatische klachten ontwikkelen ontstekingen in de gewrichten of juist in de weke deeltjes van hun lichaam. Door deze ontstekingen ontstaan er zwellingen die ervoor zorgen dat lichaamsdelen stijf en pijnlijk worden. Deze klachten beperken kinderen in hun bewegingsvrijheid. Vaak ervaren kinderen voornamelijk klachten in hun knieën, handen en voeten maar kinderen kunnen ook last krijgen van huid, hart of ogen. De behandeling van een reumatische aandoening hangt af van de ernst en oorzaak en heeft als doel om pijn en ontstekingen in te perken.

Mogelijke signalen van een reumatische aandoening:

  • Pijnklachten
  • Vermoeidheid
  • Stijve bewegingen
  • Moeite om objecten vast te pakken
  • Moeite met fijne motoriek
  • Prikkelbaarheid (vaak een gevolg van de pijnprikkels)
  • Soms knobbels op het lichaam
  • Oogontstekingen
  • Verlies van eetlust

Darmziekte bij kinderen zijn vaak inflammatoir, dat betekent dat het een ziekte is waarbij ontstekingen in de darm ontstaan. Meestal komen darmziekten, zeker inflammatoire darmziekten, pas ten uiting tussen het 12e en 18e levensjaar. De oorzaak van deze ziekten is nog niet geheel bekend en de meeste ziekten zijn nog niet te genezen. Colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn zijn twee van de meest voorkomende verschijningsvormen. Beide aandoeningen tasten meestal vooral de dikke darm aan. De ziekte van Crohn kan echter alle slijmvliezen van het verteringsstelsel aantasten. Door de verminderde werking van de darmen kan in de periodes waarin de ziekte actief is ook de groei stagneren. Vooral colitis ulcerosa is bij kinderen meestal ernstig en soms is uiteindelijk een stoma nodig. Bij een darmstoma wordt er een opening op de buik gemaakt waar de dikke darm of dunne darm doorheen gaat. De ontlasting wordt dan opgevangen in een zakje op de huid. Een stoma heeft een groot effect op het psychische en sociale welzijn van een kind.

Mogelijke signalen van darmziekten:

  • Vaak naar het toilet
  • Buikklachten
  • Bleekheid
  • Vermoeidheid
  • Gewichtsverlies
  • Aften in de mond
  • Achterliggende groei

Deze ziekten worden vaak overgegeven van ouder op kind, het kind krijgt een defect gen mee van beide ouders. De ouders zijn drager van een kopie van het defecte gen. Omdat beide ouders het gen moeten overgeven om de ziekte te activeren, zijn de meeste ouders zich niet bewust van hun dragerschap. Ze ervaren zelf geen klachten. Sommige ziekten hebben echter maar een defect gen nodig en worden ook geactiveerd als slechts één ouder drager is. Als een kind een stofwisselingsziekte heeft, is het lichaam niet in staat om een stof af te breken waardoor er giftige hoeveelheden ophopen in het lichaam. Of is het lichaam niet in staat om een essentiële stof (goed) aan te maken. Kinderen met een stofwisselingsziekte volgen vaak een speciaal dieet en hebben te maken met heel veel gevolgschade, hierdoor kunnen ook de symptomen van een stofwisselingsziekte zeer uiteen lopen.

Mogelijke signalen van een stofwisselingsziekte:

  • Slechte eetlust
  • Gewichtsverlies
  • Overgeven
  • Afwijkende lichaams- zweet of urinegeur
  • Buikpijn
  • Toevallen
  • Achterblijvende ontwikkeling
  • Versnelde ademhaling
  • Extreme vermoeidheid
  • Weigeren van bepaalde voedingsmiddelen of juist een extreme wens om specifieke voedingsmiddelen te eten

Zoals de naam waarschijnlijk al doet vermoeden, hebben kinderen met een bloedstollingsziekte een afwijking in de bloedstolling. Dit betekent dat er sprake is van te weinig bloedstolling, waardoor er een risico is op bloedingen en er sprake kan zijn van een te hoge stolling, waardoor een propjes in de vaten kunnen ontstaan en de bloedcirculatie kunnen bemoeilijken en zelfs blokkeren.

Mogelijke signalen van een bloedstollingsziekte:

  • Regelmatig en snel blauwe plekken
  • Extreme vermoeidheid
  • Neusbloedingen (zonder aantoonbare oorzaak)
  • Hoofdpijn
  • Moeite met het zicht (waaronder dubbel zien)
  • Wondjes stollen niet goed
  • Overgeven
  • Pijn of zwelling in lichaamsdelen
  • Rode, witte of blauwe huid op een bepaald deel van het lichaam (zonder aantoonbare oorzaak)
  • Benauwdheid

Auto-immuunziekten onder kinderen zijn redelijk zeldzaam. Toch komt het ook bij kinderen voor dat hun immuunsysteem het eigen lichaam aanvalt, het immuunsysteem ziet gezonde cellen en weefsel aan voor lichaamsvreemde cellen. Meestal gaat het om verbindend weefsel, zoals huid, spieren en gewrichten. Er zijn twee hoofdcategorieën, de eerste is orgaan specifiek. In dit geval is de disfunctie lokaal. De tweede is systemisch en heeft effect op meerdere lichaamsfuncties Het diagnosticeren en het behandelen van dergelijke ziekten is uitdagend. Van de 80 verschillende auto-immuunziekten, zijn er maar weinig te genezen.

Mogelijke signalen van een auto-immuunziekte:

  • Aanhoudende vermoeidheid
  • Gewichtsverlies
  • Duizelingen
  • Uitslag
  • Haaruitval
  • Droge ogen en mond
  • Grieperig gevoel
  • Spierpijn of spierstijfheid
  • Zweren in de mond en neus
  • Witte, rode of blauwe handen na blootstelling aan kou
  • Gevoelig voor blauwe plekken
  • Gevoelig voor bronchitis en longontsteking
  • Regelmatige oorontstekingen
Kinderen met communicatie en taalstoornissen hebben moeite bij het uitwisselen van verbale en/of non-verbale communicatie. Een stoornis kan een breed effect hebben maar ook op een zeer specifiek onderdeel gericht zijn. Denk aan het vermogen om te praten, het begrijpen van woorden, het verwerken van beeld, lichaamstaal of bijvoorbeeld gezichtsuitdrukkingen. Kinderen met emotionele of gedragsstoornissen en kinderen met ontwikkelingsstoornissen hebben deze stoornissen net iets vaker dan andere kinderen, ook kinderen met een hersentrauma kunnen vaak last hebben van communicatie en taalstoornissen. Hoewel deze stoornissen geen effect hebben op de lichamelijke gezondheid, kunnen deze stoornissen ontzettend veel impact hebben op het leervermogen en de sociale ontwikkeling van een kind.

Veel geziene sterkten kinderen die een communicatie of taalstoornis hebben:

  1. Veel kinderen die zich gehinderd voelen op één onderdeel, ontwikkelen zich juist sterker op andere communicatie- of taalonderdelen
  2. Veel kinderen die moeite hebben met praten ontwikkelen een bovengemiddelde luistervaardigheid of observatievermogen
  3. Ook hebben kinderen met autisme soms een bovengemiddeld vermogen om problemen op te lossen (analytisch vermogen)
  4. In de meeste gevallen zijn communicatie en taalstoornissen gedurende een langere periode aanwezig maar nemen de klachten met goede begeleiding af

Wat kun je een kind met een communicatie of taalstoornis bieden ter ondersteuning?

  • Maak een persoonlijk profiel op
  • Gebruik zowel visuele als verbale communicatie
  • Ondersteun visuele communicatie verbaal en vice versa
  • Hou uitleg kort, direct, rustig en concreet en herhaal waar nodig
  • Knip instructies op in kleine handelingen
  • Leg non-verbale communicatie uit en laat kinderen oefenen
  • Help kinderen met het herkennen en bekendmaken van de eigen emoties
  • Geef kinderen de tijd om zichzelf uit te drukken
  • Leg de focus op hun sterke kanten in taal
  • Laat kinderen samenwerken in duo’s of kleine groepjes
  • LGeef ze eventueel extra tijd om opdrachten en oefeningen te maken
  • Pas toetsen en overhoringen aan zodat de vorm past bij hun taal en/of communicatievermogen
  • Zorg voor professionele ondersteuning van een specialist (bijv. logopedist)

Stotteren is een spraakstoornis waarbij kinderen problemen hebben met hun uitspraak. Kinderen die stotteren weten wel wat ze willen zeggen maar hebben moeite om de woorden en of zinnen goed uit te spreken. Wat je dan ziet is dat ze woorden herhalen of uitrekken. Oudere kinderen pauzeren dan ook bewust tijdens het praten omdat ze tegen een woord of klank aanlopen die ze moeilijk vinden, soms worden ze heel handig in het vermijden van deze woorden. Eigenlijk is stotteren vrij normaal, zeker bij jonge kinderen die net leren praten en meestal ontgroeien kinderen deze fase, toch komt het voor dat het stotteren chronisch wordt en aanhoudt. Dit heeft uiteraard invloed op het zelfvertrouwen en de sociale contacten. Gelukkig kunnen kinderen met behulp van o.a. spraaktherapie en cognitieve gedragstherapie de effecten terugbrengen of geheel wegwerken.

Mogelijke signalen van stotteren:

  • Moeite hebben met het uitspreken van zinnen of woorden
  • Verlengen of herhalen van bepaalde woorden of klanken
  • Pauzes voor het gebruik van bepaalde woorden
  • Vermijden van bepaalde woorden of klanken
  • Gespannen lichaamshouding tijdens het spreken
  • Spreekangst

Afasie is eigenlijk net zo breed als het overkoepelde begrip van taalstoornissen. Het verschil zit hem in de oorzaak van de stoornis, bij afasie is dit namelijk altijd een hersenbeschadiging in het taalgebied. De meest voorkomende oorzaak van afasie is een beroerte maar onder kinderen komt het vaker voort uit trauma (een ongeluk), hersentumoren of andere ziekten die de hersenen kunnen aantasten. De mate van de beperking en verschijningsvorm van afasie is geheel afhankelijk van de locatie en ernst van de beschadiging.

Mogelijke signalen van afasie:

  • Moeite met het volgen van uitleg
  • Moeite met het begrijpen van lange zinnen
  • Moeite met het zien van verbanden tussen verschillende zinnen (begrijpen van de context)
  • Moeite met het begrijpen van verschillen in klanken
  • Het te lijken negeren van uitleg of instructies
  • Het zich af lijken sluiten van anderen
  • Snel afgeleid
  • Vergeetachtig
  • Moeite met het maken van zinsconstructies
  • Beperkte woordenschat
  • Gebruik van enkel korte eenvoudige zinnen
  • Moeite om tot hun punt te komen
  • Moeite met het beginnen van een gesprek
  • Moeite met het ophalen en onthouden van informatie
  • Moeite met het vinden van de juiste woorden
  • Scoort slecht op verbale en/of schrijfopdrachten

Bij een articulatiestoornis, heeft een kind moeite met het vormen van bepaalde klanken in de mond. Klanken vormen zich door gericht gebruik van de lippen, tong, tanden, longen en de bovenzijde van de mond. Daarnaast gebruiken we bij het vormen van klanken verschillende zenuwen en spieren. Bij een articulatiestoornis, plaatst een kind de tong verkeerd, oefent het kind een verkeerde druk uit, worden bewegingen verkeerd getimed of gaat het verkeerd bij de snelheid of overgang in bewegingen in de lippen, de tong of de keel. Bij het aanleren van een taal is het normaal om gelijksoortige fouten te maken. Een logopedist kan vaststellen of een verkeerde uitspraak behandeling vraagt en waar de stoornis door wordt veroorzaakt als dit nog niet bekend is. Vaak ligt het aan een structureel probleem (zoals een gespleten gehemelte, een neurologische disfunctie zoals het alcohol syndroom of een verkeerd aangeleerde articulatie door bijvoorbeeld gehoorproblemen.

Mogelijke signalen van articulatiestoornissen:

  • Een kind spreekt woorden onvolledig uit en zegt kool in plaats van school
  • Het kind produceert onregelmatige klanken
  • Vervangt letters en zegt bijvoorbeeld wok in plaats van sok
  • Voegt extra klanken toe aan woorden

Kinderen met dysartrie hebben een spraakstoornis die wordt veroorzaakt door een beschadiging van het zenuwstelsel, bijvoorbeeld als gevolg van een ongeluk of hersenontsteking. Hierdoor werken de spieren die betrokken zijn bij de spraak, zoals de tong lippen en/of wangen niet goed. Gevolg is dat de spraak bij dysartrie moeilijk te verstaan is. Kinderen met dysartrie hebben een onduidelijke uitspraak, een hese of zachte stem, een nasaal stemgeluid of een combinatie van deze verschijnselen. Vaak zie je dat de dysartrie onderdeel is van andere spierproblematiek. Een hersenbeschadiging is niet op te lossen, wel kunnen kinderen verschillende technieken aanleren van de logopedist om de verstaanbaarheid te verbeteren.

Mogelijke signalen van dysartrie:

  • Onduidelijke spraak
  • Langzaam spreken
  • Onvermogen om luid te spreken (fluistertoon)
  • Snelle spraak die moeilijk te volgen is
  • Raspende of nasale stem
  • Oneven of ongewoon spreekritme
  • Spreekt met een oneven volume
  • Monotoon stemgeluid
  • Moeite met het maken van verschillende gezichten

Het Tourette syndroom is een neurologische ontwikkelingsstoornis die bekend staat om de bijbehorende vocale en bewegingstics van kinderen en volwassen die dit syndroom hebben. Hoewel altijd gedacht werd dat het syndroom zeer zeldzaam was, blijkt gemiddeld 1% van alle mensen in de wereld het syndroom te hebben. Vaak ontstaan de eerste tics voor de puberteit, in de vroeg volwassenheid nemen de tics meestal weer af. De tics zijn plotseling, snel, worden herhaald, hebben geen doel en zijn gewoonlijk aritmisch. Ieder kind ontwikkelt andere tics en dus is geen enkel kind met Gilles de la Tourette hetzelfde. De stoornis heeft geen effect op de lichamelijke gezondheid van het kind, ook zijn kinderen met het syndroom niet afwijkend qua intelligentie. Het syndroom heeft echter wel invloed op de sociale interacties en het mentale welzijn van een kind. Er zijn triggers die invloed hebben op de intensiteit van de tics, zoals stress, vermoeidheid en angst.

Mogelijke signalen van Gilles de la Tourette:

  • Fonetische tics
  • Motorische tics
  • Woede aanvallen
  • Stemmingswisselingen

Ongeveer 1 op de 1000 kinderen die in Nederland worden geboren zijn slechthorend of doof. Een gehoorverlies tussen de twintig en veertig decibel noemen we ‘licht gehoorverlies’. Bij een gehoorverlies van meer dan negentig decibel is een kind zwaar slechthorend of doof. Slechthorendheid kan voor, tijdens of na de geboorte ontstaan en kan verschillende oorzaken hebben. Een goede ontwikkeling van het gehoor is belangrijk voor de ontwikkeling van taal en leren praten, hierdoor ervaren slechthorende en dove kinderen vaak uitdagingen bij het aanleren van taal. Dit komt simpelweg omdat ze gesprekken om hen heen missen en klanken niet kunnen waarnemen of imiteren. Ook lezen is een auditieve taak die lastiger aan te leren is voor kinderen die doof of slechthorend zijn. Als doofheid ontstaat nadat de spraak- en taalontwikkeling (grotendeels) zijn voltooid, wordt dit doofheid op latere leeftijd genoemd. Het kind heeft gewoon leren spreken. Dit is een groot verschil met de aangeboren doofheid of de doofheid die op zeer jonge leeftijd optreedt. Waar slechthorende en dove kinderen vaak tegenaan lopen is dat het een onzichtbare beperking is, hierdoor moet een kind vaak aan anderen uitleggen aan een gesprekspartner dat hier sprake van is. Dit wordt soms als belastend ervaren.

Veel geziene sterkten kinderen die slechthorend of doof zijn:

  1. Kinderen met blindheid of een andere visuele beperking ontwikkelen andere onderdelen van hun waarnemingsvermogen regelmatig sterker, denk aan het herkennen en waarnemen van geluid, geur en tastzin
  2. Veel dove of slechthorende kinderen hebben een goed ontwikkeld visueel leervermogen
  3. Sommige kinderen ontwikkelen al vroeg hun visualisatievermogen (het vormen van beelden in hun brein)
  4. Soms zijn dove of slechthorende kinderen extra veerkrachtig
  5. Veel dove en slechthorende kinderen hebben een sterk geheugen
  6. Sommige dove en slechthorende kinderen zijn zeer goed in het lezen van lichaamstaal

Wat kun je een slechthorend of doof kind bieden ter ondersteuning?

  • Maak gebruik van visuele communicatiemiddelen
  • Maak bij uitleg eerst oogcontact
  • Zorg dat het kind altijd zicht heeft op je gezicht en lippen
  • Spreek niet te snel, articuleer duidelijk en gebruik zo nodig gebaren
  • Zorg voor hulpmiddelen om participatie te bevorderen, bijvoorbeeld technologie
  • Geef het kind een plek vooraan waar er goed zicht is op jou en team- of klasgenootjes
  • Zorg voor goed licht
  • Let op dat jij of de doventolk niet in het licht staat
  • Zorg voor stilte en rust (als kinderen een gehoorapparaat of implantaat dragen)
  • Vraag anderen om notities te maken van uitleg of lessen, of maak deze notities zelf
  • Bouw regelmatig pauzes in voor kinderen die liplezen
  • Geef instructies stap voor stap
  • Laat de kinderen bij voorkeur samenwerken in kleine groepen
  • Gebruik visuele cues in het klaslokaal of op het veld
  • Spreek bij activiteiten af met het kind hoe je de aandacht vraagt

 

Mogelijke signalen van doofheid of slechthorendheid:

  • Reageert niet op of schrikt niet van harde geluiden
  • Reageert niet of laat op het roepen van de eigen naam
  • Ontwikkelt spraak traag
  • Volgt geen of niet volledig instructies op
  • Lijkt je vaak niet te verstaan
  • Zet het volume van de TV of iPad heel hard
  • Kijkt vaak zeer gericht naar anderen om een opdracht of gedrag na te kunnen doen
  • Kijkt altijd oplettend naar de lippen en het gezicht van de gesprekspartner
Een kind wordt gezien als hoogbegaafd als er sprake is van een IQ score van boven de 130 of als zij het vermogen hebben om op een bepaald gebied veel beter te presteren dan leeftijdsgenootjes. Hoogbegaafdheid is voor een groot deel erfelijk, maar ook ouders die niet hoogbegaafd zijn, kunnen hoogbegaafde kinderen krijgen. Hoewel hoogbegaafdheid een veel gebruikte parapluterm is, zijn er veel verschillende vormen en niveaus van hoogbegaafdheid. Veel hoogbegaafde kinderen doen het op school goed, anderen zijn juist sterk op andere gebieden; zoals bijvoorbeeld muziek of kunst. Daarnaast kunnen hoogbegaafde kinderen op bepaalde onderdelen bovengemiddeld scoren en op andere onderdelen juist lager dan gemiddeld. Veel kinderen met hoogbegaafdheid hebben last van perfectionisme, waardoor het kind een hoge prestatiedruk kan ervaren. Daarnaast zijn hoogbegaafde kinderen ook gevoeliger voor overprikkeling omdat de hersenen zeer actief zijn. Wij scharen hoogbegaafdheid onder deze pagina met beperkingen, omdat afwijking van de norm vaak als een belasting wordt ervaren, ook door hoogbegaafden.

Veel geziene sterkten van hoogbegaafde kinderen:

  1. Het kind ontwikkelt zich op één of meerder vlakken sneller dan leeftijdsgenootjes (sociaal of intellectueel)
  2. Heeft een zeer goed geheugen
  3. Heeft een opvallende interesse in één of meerdere onderwerpen
  4. Stelt veel vragen en is leergierig
  5. Het kind heeft een goede fijne motoriek

Wat kun je een hoogbegaafd kind bieden ter ondersteuning?

  • Kijk zowel naar de sterke als naar de minder ontwikkelde vaardigheden
  • Biedt stof gedifferentieerd aan
  • Verrijk het lesmateriaal op de vlakken waar het kind een bovengemiddelde interesse in heeft door dieper in te gaan op de stof
  • Versnel het doorlopen van de leerjaren als het kind intellectueel sterk scoort
  • Maak gebruik van een top down approach en zoom in, ga van geheel naar detail
  • Geef eerlijke en kritische feedback
  • Pas je taalgebruik aan op het vermogen van het kind
  • Gebruik verschillende manieren om begaafde kinderen te stimuleren, zo kan het aanbod worden aangepast (ingekort ivm snel begrip), verrijkt of versneld worden aangeboden.

Mogelijke signalen van hoogbegaafdheid:

  • Zeer goed concentratievermogen indien voldoende uitgedaagd
  • Een ongebruikelijk goed geheugen
  • Een grote woordenschat en maakt gebruik van complexe zinnen
  • Is zeer taalvaardig
  • Houdt van puzzels en intellectuele uitdagingen
  • Heeft soms een grote emotionele intelligentie
  • Onderpresteren op bepaalde vlakken waar je meer verwacht
  • Is zeer zelfstandig
  • Stelt zeer veel vragen en is nieuwsgierig
  • Is zeer geïnteresseerd in specifieke onderwerpen
  • Heeft een grote fantasie
  • Is soms zeer gevoelig en intens
  • Is vaak zeer ongeduldig
  • Houdt van ingewikkelde onderwerpen en objecten
  • Is vaak verzonken in gedachten of kan dromerig of verveeld lijken
  • Is vaak perfectionistisch
  • Zoekt graag oudere kinderen of volwassenen op

Kinderen met een intellectuele ofwel verstandelijke beperking hebben meer moeite met het leer- en denkvermogen dan kinderen die normaal begaafd zijn. Nadenken, problemen oplossen, plannen en inschatten gaan net iets minder makkelijk dan bij andere kinderen. Ook kunnen kinderen met een verstandelijke beperking het moeilijker vinden om dagelijkse vaardigheden aan te leren zoals klokkijken, met geld omgaan, rekenen en lezen. Kinderen met een verstandelijke beperking hebben meer tijd en hulp nodig om nieuwe dingen te leren. Ook hebben kinderen met een verstandelijke beperking meer moeite met de communicatie en sociale contacten en kan het omgaan met emoties voor hen lastig zijn. Er zijn vijf verschillende niveaus van verstandelijke beperking.

In welke categorie een kind valt hangt af van het gemeten IQ en de zelfredzaamheid van een kind:

1. Zwakbegaafde kinderen hebben een IQ tussen de 75 en 85 en kunnen zichzelf goed redden.
2. Kinderen met een licht verstandelijke beperking hebben een IQ tussen de 50 en 75 en hebben ondersteuning nodig bij complexere taken.
3. Kinderen met een matige verstandelijke beperking, hebben een IQ van tussen de 35 en de 50 en hebben bij veel taken ondersteuning nodig.
4. Kinderen met een ernstige of zeer ernstige verstandelijke beperking zijn niet zelfredzaam en hebben een IQ van onder de 35.

Ongeveer driekwart van alle kinderen met een beperking valt in de eerste twee categorieën.

Veel geziene sterkten van verstandelijk beperkte kinderen:

  1. Veel kinderen met een verstandelijke beperking hebben interesse in activiteiten, zeker als er een spelelement in zit
  2. Vaak ontwikkelen kinderen met een verstandelijke beperking goede motoriek
  3. Kinderen met het Down syndroom hebben vaak enorm veel humor en zijn goedlachs
  4. Kinderen met het syndroom van Williams hebben vaak een zeer goed muzikaal gehoor
  5. Kinderen met het Prader-Willi Syndroom zijn vaak ontzettend zorgzaam
  6. Kinderen met FXS kunnen anderen soms zeer goed imiteren

Wat kun je een verstandelijk beperkt kind bieden ter ondersteuning?

  • Biedt viel uitvoerende en concrete stof aan, leren door te doen
  • Bouw pauzes in, zeker na oefeningen die veel concentratie vragen
  • Breek grotere opdrachten of oefeningen in stukjes en bouw vaardigheden langzaam op
  • Zorg voor regelmaat en structuur
  • Geef één opdracht of taak per keer
  • Gebruik korte zinnen met makkelijke woorden
  • Herhaal materiaal en vaardigheden regelmatig
  • Geef hen extra tijd bij opdrachten en oefeningen
  • Trek de aandacht van het kind voor de uitleg
  • Gebruik visuele ondersteuning en doe oefeningen voor
  • Maak gebruik van interesses van het kind door deze te betrekken in de uitleg of oefening
  • Pas de inhoud van oefeningen aan op het vermogen van het kind
  • Laat het kind veel met andere kinderen samenwerken in kleine groepjes
  • Leer de lichaamstaal van het kind goed kennen en speel in op de signalen
  • Bespreek met de ouders waar extra zorg of ondersteuning waardevol is

Mogelijke signalen van een verstandelijke beperking:

  • Beperkt concentratievermogen
  • Heeft moeite met verandering of nieuwe dingen
  • Uit emoties vaak lichamelijk en in gedrag
  • Is impulsief
  • Is snel overprikkeld
  • Moeite met het onthouden van informatie
  • Moeite met het oplossen van problemen
  • Langzaam met het aanleren van vaardigheden
  • Aanhoudend kinderlijk gedrag
  • Kinderlijk taalgebruik die niet past bij de leeftijd
  • Niet goed in staat om situaties in te schatten

Kinderen met een specifieke leerstoornis hebben uitdagingen op een specifiek onderdeel van het leren, zoals lezen, spellen, schrijven of wiskunde. Deze uitdagingen zijn frustrerend omdat ze, hoe hard ze ook hun best doen, ze de vaardigheid maar niet goed onder de knie krijgen. Andere vaardigheden gaan net zo goed of beter in vergelijking met andere kinderen. Leerstoornissen hebben dan ook niks te maken met motivatie of intelligentie. Vaak hebben kinderen met een leerstoornis ook een ontwikkelingsstoornis als ADHD. De drie leerstoornissen zijn dyslexie, dysgrafie en dyscalculie.

Dyslexie

Dyslexie beïnvloedt het vermogen om taal te herkennen en verwerken. Hierdoor hebben kinderen met Dyslexie het moeilijk bij het decoderen van nieuwe woorden of het opbreken van woorden in stukjes. Het is een disfunctie in de neurale connecties die taal verwerken. Kinderen met dyslexie compenseert deze uitdaging door woorden uit het hoofd te leren, het leren herkennen van nieuwe woorden kost echter betrekkelijk veel tijd.

Dysgrafie

Bij dysgrafie heeft het kind moeite met de transcriptie (het overzetten van taal naar geschreven tekst). De oorzaak kan liggen in een slechte spierspanning, of een matige tot slechte fijne motoriek, in veel gevallen is de dysgrafie een signaal van dyslexie, waardoor het kind letters niet goed kan visualiseren of niet in staat is om auditieve informatie om te zetten in de signalen die nodig zijn om de letters te vormen.

Dyscalculie

Bij dyscalculie ontstaan er problemen bij het verwerken van numerieke symbolen en aritmische uitwerkingen als optellen, aftrekken, vermenigvuldigen of delen. Het is een disfunctie in de neurale connecties die numerieke taal verwerken.

Veel geziene sterkten van kinderen met een leerstoornis:

  1. Kinderen met een leerstoornis zijn vaak goed in visueel-spatiele taken
  2. Kinderen met een leerstoornis ontwikkelen regelmatig sterke verbale vaardigheden
  3. Kinderen met een leerstoornis zijn vaak creatieve probleemoplossers
  4. Een aanzienlijk aantal kinderen met een leerstoornis heeft een bovengemiddeld empathisch vermogen
  5. Sommige kinderen met dyslexie ontwikkelen een brede zienswijze, zij zijn in staat om een situatie snel te analyseren en overzien

Wat kun je een kind met een leerstoornis bieden ter ondersteuning?

  • Geef het kind de mogelijkheid om opdrachten en toetsen op een andere manier te maken
  • Biedt kinderen extra tijd bij opdrachten en toetsen waar zij meer tijd voor nodig hebben
  • Gebruik tijdens de lessen niet alleen tekstuele of numerieke methodieken maar maak ook gebruik van visuele methodieken (denk aan demonstraties bij wiskunde)
  • Besteed extra tijd aan de fonetische vaardigheden van jonge kinderen
  • Stimuleer kinderen om teksten snel te analyseren en samen te vatten
  • Gebruik mnemoniek en andere geheugentechnieken om het werkgeheugen te verbeteren zoals ritme, muziek en tastzin
  • Geef kinderen met een leerstoornis extra tijd om stof zich eigen te maken
  • Mix de moeilijkheidsgraad in oefeningen, zorg ervoor dat ze elementen die ze al heel goed beheersen afwisselen met uitdagingen. Zo behouden kinderen hun zelfvertrouwen beter
  • Controleer regelmatig of een kind nieuwe stof begrijpt en nog bij is
  • Biedt waar nodig ondersteuning van experts

Mogelijke signalen van een leerstoornis:

  • Heeft moeite met het maken van notities
  • Leest langzaam en gooit vaak letters door elkaar
  • Scant teksten en vult woorden in
  • Heeft moeite met rijmen
  • Is snel gefrustreerd tijdens het lezen, schrijven of rekenen
  • Schrijft zo min mogelijk op (antwoord op papier altijd zo kort mogelijk)
  • Wil niet klassikaal lezen of op het bord schrijven
  • Doet lang over het maken van lees of schrijfopdrachten of het maken van sommen
  • Heeft soms het moeite met het structureren van informatie
  • Spiegelt letters of schrijft letters op vreemde wijze
  • Gebruikt witruimte verkeerd of onregelmatig
  • Schrijft niet vloeiend maar schrijft met gebroken woorden en letters
  • Gebruikt een onregelmatige lettergrootte
  • De hoek van de letters is wisselend (de ene letter staat recht en de volgende scheef)
  • Het kind schrijft letters soms over elkaar heen
  • Heeft moeite met standaard wiskundefeiten (zoals 4+4)
  • Gebruikt op latere leeftijd nog steeds de vingers om iets uit te rekenen
  • Haalt vaak rekensymbolen door elkaar (verwart plus met min)
  • Heeft moeite met het concept groter of kleiner dan
  • Gaat met tegenzin naar school en heeft vaak een hekel aan leren
We gebruiken de term lichamelijke beperking bij kinderen die een conditie hebben die invloed heeft op hun vermogen om te bewegen of hun lichaamsbewegingen te controleren. Dit betekent dat een kind moeite heeft met de fijne en/of grove motoriek, geheel niet kan bewegen door verlamming of niet in staat is om een lichaamsdeel goed te gebruiken. Een lichamelijke beperking kan talloze oorzaken hebben en de mate van de beperking is zeer wisselend per kind. De bekendste lichamelijke beperkingen worden veroorzaakt door een hersenbeschadiging, een beschadiging van het ruggenmerg, spina bifida, spieratrofie, dyspraxie of bijvoorbeeld door verlies van een arm, hand of been. De behoeften van kinderen met een lichamelijke beperking is dan ook zeer afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden.

Veel geziene sterkten van kinderen met een lichamelijke beperking:

  1. Veel kinderen met een lichamelijke beperking ontwikkelen een sterk doorzettingsvermogen
  2. Een behoorlijk aantal kinderen met een lichamelijke beperking is zeer veerkrachtig
  3. Sommige kinderen met een lichamelijke beperking hebben een sterk empathisch vermogen
  4. Kinderen met een lichamelijke beperking genieten vaker en bewuster van de “gewone” dingen in het leven

Wat kun je een kind met een lichamelijke beperking bieden ter ondersteuning?

  • Bouw regelmatige pauzes in
  • Zorg zo nodig voor mobiliteitsondersteuners
  • Veel kinderen met een lichamelijke beperking hebben last van chronische pijn, let dan ook goed op de non-verbale signalen
  • Zorg voor een ruimtelijke indeling in het klaslokaal en vrije doorgang door de paden
  • Geef het kind een plek waarbij het kind makkelijk toegang heeft tot materialen en voorzieningen
  • Zorg ervoor dat materialen bereikbaar zijn voor het kind
  • Kijk naar welke voorzieningen een kind nodig heeft bij uitjes of bijzondere activiteiten
  • Pas oefeningen in het bewegingsonderwijs waar mogelijk aan en laat het kind zo veel mogelijk actief participeren in alle activiteiten
  • Stimuleer de onafhankelijkheid van het kind
  • Zorg dat het kind ook buiten school of het veld betrokken kan worden in sociale activiteiten (spel)
  • Gebruik zo nodig aangepast materiaal, denk aan dikkere kwasten, stiften, potloden en pennen of zorg voor speciaal tape zodat kinderen hun schrift op blad vast kunnen maken aan hun werkblad
  • Zorg voor de aanwezigheid van literatuur waar kinderen met een lichamelijke beperking op positieve wijze in voorkomen
Een gedragsstoornis is in de kinder- en jeugdpsychiatrie een psychiatrisch ziektebeeld bij kinderen. Wanneer afwijkend gedrag gestuurd wordt vanuit de aanleg, spreekt men van een gedragsstoornis. Als de sociale omgeving de oorzaak is, spreekt men van een gedragsprobleem. Meestal betreft het een combinatie van de twee, nature en nurture. Gedragsstoornissen maken deel uit van het bredere spectrum van de ontwikkelingsstoornissen.

Kinderen met ODD of CD (Conduct Disorder of norm-overschrijdend gedrag) hebben een agressieve gedragsstoornis. Kinderen met ODD kenmerken zich vooral door hun opstandige gedrag. Deze kinderen hebben moeite met het reguleren van hun emoties en maken ruzie met anderen, worden vaker boos en verbreken met regelmaat afspraken of regels. Als situaties niet gaan zoals zij hadden gewild of verwacht, verliezen ze al snel hun geduld. Het lijkt daarbij vaak alsof ze andere leerlingen of teamgenoten expres dwarszitten of nemen geen verantwoordelijkheid voor hun daden. Groepsactiviteiten worden sneller geweigerd en ze laten zich lastig sturen. Fysieke agressie is bij kinderen met ODD ongebruikelijk. De moeilijkheden die zich voordoen door hun gedrag lijden tot een laag zelfbeeld.

Kinderen met norm-overschrijdend gedrag pesten, bedreigen en intimideren en hebben een gebrek aan respect voor anderen. Deze stoornis is ernstiger dan ODD omdat er hierbij vaak wel sprake is van agressie of delinquent gedrag. Er is tevens sprake van een laag empathisch vermogen ten opzichte van leeftijdsgenootjes. Kinderen met CD zijn ook eerder geneigd om anderen te manipuleren in het eigen belang.

Beide stoornissen komen vaak voor in combinatie van andere stoornissen voor en zijn daardoor soms lastiger vast te stellen. Naast een genetische aanleg zijn ook omgevingsfactoren van invloed op de ontwikkeling van deze stoornissen. Denk hierbij aan instabiliteit in de sociale omgeving, slechte rolmodellen en chronische stress.

 
STERKTEN

Veel geziene sterkten kinderen met ODD of CD:

  1. Veel kinderen met ODD of CD hebben een hele sterke wil
  2. Een aantal kinderen met ODD of CD is zeer creatief 
  3. Kinderen met ODD stellen zich open om nieuwe dingen te proberen en hun eigen weg te zoeken
 
ONDERSTEUNING

Wat kun je een kind met ODD of CD bieden ter ondersteuning?

  • Maak verbinding met het kind en verdiep je in hun belevingswereld
  • Stel duidelijke grenzen
  • Maak samen met de klas klassenafspraken en herhaal deze afspraken regelmatig
  • Zorg ervoor dat je eerlijk bent
  • Biedt de kinderen een duidelijke structuur
  • Gebruik een rustige benadering als je het kind aanspreekt
  • Help kinderen bij het herkennen en reguleren van de eigen emoties
  • Biedt ze een plek om te praten
  • Help hen bij het opbouwen van het zelfvertrouwen
  • Biedt een beloningssysteem dat je langzaam afbouwt naar enkel verbale belongen
  • Start met basisvaardigheden voordat je met complexere vaardigheden aan de slag gaat
  • Geef regelmatig oprechte complimenten over de dingen die goed gaan
  • Stimuleer hun interessegebieden en betrek deze in de stof of uitleg
  • Gebruik hun persoonlijke sterkten in oefeningen en stimuleer de ontwikkeling hiervan
  • Zorg voor ondersteunend personeel dat zo nodig de klas over kan nemen of juist het kind uit de gespannen situatie kan halen
  • Werk aan ontspanningstechnieken

Mogelijke signalen van ODD of CD:

  • Wordt snel en vaak boos
  • Heeft moeite om zich aan afspraken en regels te houden
  • Maakt vaak ruzie
  • Lijkt anderen expres te irriteren of intimideren
  • Geeft vaak de schuld aan anderen
  • Is prikkelbaar
  • Reageert hatelijk en is wraakzuchtig
  • Vertoont pestgedrag
  • Gebruikt of draagt wapens
  • Zet anderen aan tot fysieke confrontaties (vechten)
  • Dwingt andere tot seksueel contact
  • Steelt van anderen
  • Brengt vernielingen toe aan spullen van zichzelf en anderen
  • Spijbelt
  • Loopt regelmatig weg van huis of school
  • Heeft moeite zich te concentreren

Sommige kinderen ervaren hallucinaties. Dit kunnen visuele, geur, tactiele of auditieve hallucinaties zijn. Dit betekent dat zij dingen zien, horen of ruiken die er feitelijk niet zijn. Deze hallucinaties worden niet veroorzaakt door een kortdurend fenomeen als koorts maar zijn langere tijd of herhaaldelijk aanwezig. De hallucinaties kunnen worden veroorzaakt door een hersenbeschadiging, door heftig en vaak complex trauma, door een neurologische afwijking zoals epilepsie of door een psychiatrische aandoening als schizofrenie. De duur en intensiteit van de hallucinaties is wisselend en sterk afhankelijk van de situatie. Sommige kinderen hebben zoveel last van hallucinaties dat het voor hen moeilijk is om informatie op te nemen of om sociaal te functioneren. Sommige hallucinaties zijn moeilijk van de dagelijkse ervaringen te onderscheiden, andere hallucinaties zijn heftig, ongewoon en zeer eng. Het moment van diagnose hangt samen met de openheid van het kind alsook van het besef dat hetgeen dat wordt ervaren niet “normaal” is. In een aantal gevallen wordt het kind voorzien van medicatie om symptomen tegen te gaan, maar omdat medicatie zeer zwaar is en veel bijwerkingen kent, zal behandeling in de meeste gevallen gericht zijn op het aanleren van manieren om de invloed van de hallucinaties tegen te gaan of om het trauma op te lossen.

 
STERKTEN

Veel geziene sterkten van kinderen met hallucinaties:

  1. Kinderen die last hebben van hallucinaties kunnen sterke cognitieve technieken ontwikkelen
  2. Kinderen die last hebben van hallucinaties kunnen soms zeer gedisciplineerd met hun lijf omgaan
  3. Kinderen die last hebben van hallucinaties kunnen jonge kinderen met angsten vaak goed begeleiden en helpen met behulp van de eigen ervaringen.
 
ONDERSTEUNING

Wat kun je een kind met hallucinaties bieden ter ondersteuning?

  • Biedt het kind de mogelijkheid om afleiding in te zetten (muziek te luisteren, geluiden uit de sluiten)
  • Hou rekening met de belasting van het werken van alle prikkels
  • Geef kinderen extra tijd voor oefeningen en opdrachten
  • Neem toetsen alleen af als een kind een goede periode heeft
  • Help het kind met het uitspreiden van leer en maakwerk over een langere periode
  • Zorg voor structuur in de klas
  • Beperk geluid en andere prikkels tijdens uitleg en het maken van oefeningen
  • Maak hallucinaties bespreekbaar door bijvoorbeeld de vergelijking met onze dromen te trekken, die lijken vaak ook heel echt.
  • Check regelmatig bij het kind in om te kijken hoe het kind zich voelt
  • Controleer regelmatig of het kind nog bij is met de leerstof

Mogelijke signalen van hallucinaties:

  • Staart vaak in de leegte
  • Lijkt vaak afgeleid
  • Vermoeidheid
  • Prikkelgevoelig
  • eruglopende cijfers
  • Onvermogen zich te concentreren
  • Sociaal teruggetrokken
  • Doet ongewone uitspraken
  • Vertoont ongewoon gedrag
  • Komt soms verward over
  • Heeft angsten die niet realistisch zijn

Depressie treft ook kinderen. Meestal ontstaat depressie door één of meerdere heftige gebeurtenissen in het leven van een kind. Dit kan een scheiding, ziekte, overlijden, misbruik, verwaarlozing, pestgedrag op school of ongeluk zijn. We spreken van een depressie als het verdriet of de boosheid langdurig aanhoudt en/of de gevoelens de sociale activiteiten van een kind negatief beïnvloeden. Deze effecten gaan dus verder dan de normale stemmingswisselingen die passend zijn bij het leren beheersen en begrijpen van de eigen emoties. Vaak gaat depressie gepaard met angst en heeft het kind een negatief zelfbeeld, een pessimistische kijk op zijn of haar toekomst of op de situatie waar zij in zitten. Hoe eerder een kind ondersteuning krijgt bij het herstel, hoe beter.

Mogelijke signalen van depressie:

  • Komt verdrietig of gelaten over
  • Is prikkelbaar
  • Doet negatieve uitspraken over zichzelf
  • Spreekt vaak gevoelens van schuld uit
  • Maakt zich veel zorgen
  • Klaagt vaak over buikpijn
  • Is vermoeid
  • Houdt sociale activiteiten af
  • Heeft een verminderd concentratie- en leervermogen
  • Heeft weinig eetlust of een wisselend eetpatroon
  • Laat risicovol gedrag zien
  • Doet zichzelf pijn
  • Gevoelig voor feedback en afwijzing
  • Moeite met het maken van beslissingen